In hoofdstuk 20 gaat Arty naar een bijeenkomst van de vereniging voor vrouwenkiesrecht in het Paleis voor Volksvlijt. Op straat heeft ze een onverwachte ontmoeting met meneer Verhooft die een persoonlijke onthulling deelt.
De chique dame pakt zes strengetjes borduurgaren op en loopt ermee naar het raam om ze te keuren in het volle daglicht. ‘Ja, deze neem ik allemaal. Maar zeg, jij beoefent dus ook de tak der schone kunsten?’
‘In mijn vrije tijd, hoor. Tekenen, of nee schilderen, is wel mijn lust en mijn leven. Al van kleins af aan.’ Ik voel dat stomme hoofd van me weer eens warm worden.
‘Ja, want je werkt toch hier. Daarbij, als vrouw in de kunsten heb je maar bitter weinig betekenis, nietwaar. Mijn dochter maakt daar haar levenstaak van. Voor vrouwen in het algemeen bedoel ik, hoewel er in de kunst toch ook hoognodig het een en ander moet veranderen.’ Ze trekt haar schouders op en heft haar handen, met de palmen naar boven. ‘Academies, kunstenaarsverenigingen: mannensociëteiten zijn het! De dames mogen wel leuk wat schilderen, zolang het maar in alle stilte gebeurt. Zelden is er een die zich daar bovenuit weet te werken. Daar moet jij toch ook last van hebben, of niet?’ Ik schud nee. Om mijn ongetwijfeld nog steeds knalrode gezicht zo min mogelijk te laten zien, klop ik zogenaamd een stofje aan de onderkant van mijn schort af. ‘Ach, eigenlijk niet. Ik doe het voor mijn plezier, meer niet.’
‘Goed zo meisje, precies zoals ze dat willen, de heren van het gezag. Toch,’ ze buigt over de toonbank naar me toe, ‘is het goed beschouwd van de ratten besnuffeld dat die mannen maar hun gang kunnen gaan binnen de oude-jongens-ons- kent-ons-club. Mannen kunnen maar, doen maar, balloteren maar raak. Als vrouw moet je wel van héél goeden huize zijn, wil je ertussen komen.’ ‘Daarom, ik kom nu eenmaal van het platteland.’
‘Dat is toch idioot!’ Haar vuist bonkt op de toonbank. ‘Je zegt dat schilderen al van jongs af je lust en je leven is, dan ben je vast en zeker ook heel goed. En alleen omdat je niet de juiste middelen hebt, niet de juiste mensen kent, sta je hier.’ Met gefronste wenkbrauwen wijst ze naar de tafel waar we daarnet nog stonden.
‘En dat vind je heel normaal, dat accepteer je gewoon. Je zou eens met mijn dochter moeten praten, zij kan vast veel voor je doen. Kind, je bent nog zo jong, de wereld moet zich aan je openbaren. Op de manier die jij verkiest. Vrouwen moeten hun krachten bundelen!’ Ze schiet in de lach.
‘Hoor mij, mijn dochter zou trots op me zijn. Welnu, even zonder dollen: zondagmiddag spreekt ze in het Paleis voor Volksvlijt, hier op het Frederiksplein. Ga daar eens kijken, je wordt er allicht wijzer van. Meestal vergaderen ze trouwens in Sociëteit Bellevue op de Leidsekade, mocht je een andere keer willen. Kom, wat is de schade, dan houd ik je niet langer op.’ Het belletje klingelt, ze kijkt nog even om. ‘En baat het niet, schaden zal het zeker niet. Bij de ingang staat een groot bord met daarop Vereniging voor Vrouwenkiesrecht en een pijl die je wijst naar de zaal. Om halftwee begint het. Goedendag!’
Het is druk, zo laat nog op de gracht. Mensen krioelen door elkaar heen alsof de avond nog maar net begonnen is. Ik wurm me tussen de massa door, ik moet echt opschieten wil ik nog iets kunnen doen aan mijn nieuwe schildering van Madame de Pompadour, lekker fel in olieverf. Links en rechts botsen mensen, voornamelijk mannen natuurlijk, tegen me aan alsof ze door me heen denken te kunnen. In het voorbijgaan knijpt er een in mijn billen. Woedend kijk ik in zijn rooddoorlopen ogen. Er wordt op mijn schouder getikt. Woest draai ik me om. Nu is het genoeg geweest, ik ben klaar om een harde klap te verkopen.
Daar heb ik je toch over verteld. Ons buitenhuis in een rustige omgeving. Met veel kunstenaars, zoals jij en ik. Het zal je daar echt goed bevallen.
‘Arty!’ Zijn krullen worden door de wind in zijn gezicht geblazen. ‘Arty. Jij hier?’
‘Meneer Verhooft.’ ‘Geen meneer. Hoe is het met je moeder? In Kampen, toch?’ ‘Dat gaat al beter, dank u. Hoe is het met uw vrouw?’ ‘Niet goed, nog steeds hetzelfde. Maar allez, ik ben blij te horen dat het met je moeder al beter gaat. Waarom ben je dan niet teruggekomen, wat doe je hier?’ ‘Ik werk even verderop. Sinds kort. Moeder is tegen de verwachting in aan de beterende hand en ik hoefde niet meer dagelijks bij haar te zijn.’ ‘Waarom ben je dan niet teruggekomen? Of …’ Hij kijkt naar zijn glimmend gepoetste schoenen. Ik ook.
‘Ja, daarom. En ik dacht dat u wel een andere hulp zou hebben in de tussentijd.’
‘Je krijgt het dubbele van wat je verdiende. Of het driedubbele. Als je maar terugkomt, Arty.’ Hoofdschuddend loop ik door. ‘Heel vriendelijk, dank u, maar ik heb haast, dus als u het niet erg vindt ga ik nu weer verder.’ Met grote passen loopt hij naast me op. ‘Ja, dat vind ik het eigenlijk wel. We hebben je erg gemist.’ Hij pakt mijn bovenarm en gaat recht voor me staan. ‘Ik heb je gemist, Arty. Ik.’ ‘O, wat rot. Maar er is vast wel een andere goede hulp te vinden.’ ‘Dienstbode. En nee, niemand zoals jij. Mijn muze, mijn kunstenares.’ Donder op, schilderskinkel! Mijn buikleger heeft zich alweer verzameld. Dat magische, waar ik al twee maanden alleen maar van droom. Fantasieën zonder teugels.
Een minuut later – of waren het er tien – wend ik mijn gezicht af. Alleen lichtekooien zoenen op straat. En zelfs die waarschijnlijk niet. Dromen zijn bedrog! Als je in je hemdje poept vind je het de volgende ochtend nog. ‘Ach nee, Verhooft.’ ‘Goed zo. En ach ja! Wij moeten eens echt praten samen. Waar woon je, dan breng ik je thuis.’ ‘Nee.’ ‘Nee, klopt. Dat zou onbetamelijk zijn, ik begrijp het. Vergeef me mijn enthousiasme.’ ‘Natuurlijk.’ ‘Ik zou heel graag met je praten. Gewoon overdag. Geen verleidingen, niets wat jij niet wilt. Serieus praten. Waarom kom je niet naar Laren, zondag? Zondag is vast je vrije dag?’ Ik knik, om er maar vanaf te zijn. Of weet ik veel. Misschien ook te benieuwd naar Laren.
‘Laren, hoezo?’ vraag ik. ‘Daar heb ik je toch over verteld. Ons buitenhuis in een rustige omgeving. Met veel kunstenaars, zoals jij en ik. Het zal je daar echt goed bevallen.’ ‘Zondag kan ik niet, ‘s middags moet ik naar een bijeenkomst in het Paleis voor Volksvlijt,’ hoor ik mezelf zeggen. Pas nu merk ik dat ik de woorden van die mevrouw in de winkel vanmiddag goed in mijn oren geknoopt heb. ‘Dan kom je volgend weekend, dan ben ik er ook!’ ‘Ik weet het niet. Ik…’ ‘Ja jij. Lekker vrij. Met mij, in Laren. Maar niets van wat je misschien vreest, hoor. Gewoon praten. Goed praten. De lucht klaren. Toe, Arty?’
Het zijn twee vraagtekens die mij indringend aankijken. Smekend. Of misschien wil ik dat graag. ‘Goed dan. Waar moet ik zijn?’ ‘Ik schrijf het voor je op.’ Uit zijn binnenzak haalt hij een potlood en een lucifersdoosje tevoorschijn. Op het doosje krabbelt hij het adres. ‘Hier, ik zie ernaar uit!’ Hij graait opnieuw in zijn zak en geeft mij twee gulden. ‘Dit is voor de tram. Ik weet niet precies wat die kost, want ik ga altijd met de auto. Bij het Weesperpoortstation stap je op, hij brengt je in een mum van tijd naar Laren. Ik zie je zondag over een week, om twee uur.’ Ik krijg een kus op mijn neus en voordat ik het goed en wel besef, is hij verdwenen in de mist.
Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?
Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.
Last en Liefde
Auteur: Henriëtte de Smet
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808
Tags
Henriëtte de Smet
Voordat Henriëtte de Smet begon met schrijven, was zij televisiemaker. Maar die carrière heeft opgegeven voor een bestaan als auteur. Inmiddels heeft ze meerdere feelgood romans op haar naam staan, waaronder 'Arty' wat haar tweede historische roman is.