In hoofdstuk 21 gaat Arty naar het landhuis van Verhooft in Laren waar ze meneer Verhooft alleen ontmoet.
Mei 1910
‘De Gooische Moordenaar wordt hij genoemd, dat had je me weleens mogen vertellen!’ scherts ik. ‘Dan was je nooit gekomen, je gaat je leven toch zeker niet wagen voor Laren. Of voor mij.’
We zitten aan de eettafel in het echt schitterende landhuis, ik kan niet anders zeggen. Toen ik de voortuin inliep, was de grootse kastanjeboom naast het huis me meteen opgevallen. Verhooft heeft twee bekers koffie voor ons neergezet.
‘En je weet hoe dat gaat.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Niet iedereen is al gewend aan de tram, men steekt zomaar over zonder uit te kijken, en voor je het weet komen er allerlei praatjes in de wereld. Alles wat nieuw is, wordt gevaarlijk gevonden. Mens eigen: bang voor verandering. Maar goed, fijn dat je er bent. Kon je het makkelijk vinden?’
‘Ik heb maar één keer hoeven vragen. Die halte is hier vlakbij. Als je de weg weet.’ Ik schuif mijn billen naar achteren en laat mijn rug tegen de leuning zakken; het is nergens voor nodig om op het puntje van de stoel te blijven zitten. Vanaf zijn vriendschappelijke omhelzing bij mijn binnenkomst heeft het me totaal geen moeite gekost om het meneer en ge-u te laten varen. Er hing geen enkele spanning toen ik achter hem aan de gang inliep. De hoge ramen aan de rechterkant lieten een zee aan zonlicht binnen, die een oceaan werd toen ik de kamer instapte. Eén grote ruimte met aan de achterkant alleen maar glas.
‘Prachtig hier,’ zeg ik. Doeken waar je ook kijkt, net als in de rookkamer vooral van landschappen. En beelden, grootse beelden, allemaal van vrouwen, meestal naakt, of gedeeltelijk bedekt door een draperie die losjes over de schouder valt. Alleen de sofa en een fauteuil hebben samen met de salontafel niets met werk te maken. Misschien een andere passie, die sofa dan, flitst het door me heen. In mezelf grinnik ik om die gedachte. We zijn hier om te praten! Eens even echt te praten, zoals Verhooft het had verwoord. En praten, de lucht klaren, kan geen kwaad.
‘Ja, schitterend al dat glas aan de achterkant. Het doet me een beetje denken aan het paleis waar ik vorige week was.’ ‘Paleis? Was je op koninklijk bezoek?’
‘Ik had een bijeenkomst in het Paleis voor Volksvlijt vorige week zondag,’ zeg ik plechtig.
‘O ja, dat zei je! Tja, dat Paleis voor Volksvlijt: geweldig. Groots, monumentaal. En doordat het is opgezet in ijzer en glas, volledig brandvrij. Geniale vondst van Outshoorn.’ Omstandig drukt hij zijn sigaar uit. ‘In tegenstelling tot dit huis.’ Hij kijkt omhoog. ‘Alles hout hier. En dat rieten dak ook, je moet hier niet per ongeluk je sigaar laten branden.’ ‘Nee zeg!’
Nee, maar er zijn ook mannen genoeg die het wel hebben. Welgestelden, zoals jij. En ik zei ook algemeen kiesrecht, dus voor álle mannen. En alle vrouwen.
‘Maar waar hadden we het over: het Paleis. Gelukkig gaat het daar tegenwoordig goed, de loop zit er eindelijk behoorlijk in. Inmiddels heb ik er al menig concert bezocht. Jij was er voor een bijeenkomst?’ ‘In een zaaltje boven.’ ‘Interessant?’ ‘Zeker. Van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Heel interessant. Een dochter van een klant sprak daar. De ogen zijn mij wel geopend!’ ‘Waarvoor?’
‘Voor het onrecht natuurlijk! Dat wij vrouwen zo veel achterstand hebben die door het gezag maar al te graag in stand wordt gehouden. In standgehouden achterstand, zogezegd.’
Verguld met mijn zojuist bedachte samenvatting kijk ik hem afwachtend aan. ‘O dat.’ Hij bestudeert de riemen van zijn afgekloven nagels. Verhooft is een nagelbijter, zie ik nu pas. ‘Och, daar heb jij toch niets mee te maken? Laat het lekker gaan, die boze vrouwen en alles wat ze willen. Wat toch nooit lukt.’
‘Wie was er bang voor vernieuwing, voor verandering, zei je?’ Ik hoor zelf hoe fel ik klink. ‘Natuurlijk heb ik daar wel mee te maken. Ik ben toch ook een vrouw!’
Hij glimlacht flauwtjes. ‘Natuurlijk, maar al dat gedoe, die hysterie. En waarvoor?’
‘Voor gelijke rechten. Om te beginnen voor het algemeen kiesrecht, zodat wij ook een stem krijgen.’
‘Er zijn mannen genoeg die ook geen stemrecht hebben.’ ‘Nee, maar er zijn ook mannen genoeg die het wel hebben. Welgestelden, zoals jij. En ik zei ook algemeen kiesrecht, dus voor álle mannen. En alle vrouwen.’ ‘Arty, waar maak je je druk om? Wat heeft dat nou met jou te maken.’ ‘Alles. En is het niet speciaal voor mij, dan voor alle vrouwen in het algemeen.’ Ik vraag me af of ik het durf te zeggen, want het kan natuurlijk overdreven overkomen, maar ik heb er niet voor niks de hele afgelopen week goed over nagedacht.
‘Kijk, ik zit natuurlijk niet op een academie. Sterker: ik zal er nooit terechtkomen ook. Met mijn afkomst. En met de mannen die daar de dienst uitmaken. Die ballotage ook voor de kunstenaarsverenigingen of de jury’s voor exposities: alleen maar mannen, vaak mannen die zelf nooit een kwast hebben aangeraakt, maar wel een grote stem hebben. Nou ja, hun geld heeft dat. Dat klopt toch niet, meneer Verhooft?’ Hij staat op, loopt naar het aanrecht en weer terug, gaat weer zitten. ‘Geen meneer en geen u, alsjeblieft. We hebben het er nog wel eens over.’
‘Na afloop heb ik een lang gesprek gehad met Theresa, de spreekster. De dochter dus van mijn klant,’ ga ik door. ‘Zij heeft me een en ander heel duidelijk uitgelegd. Nuchter en helder, niets van hysterie. Zij wil me graag bij de club hebben, zoals ze dat noemt. De club, dat vind ik zo grappig!’ ‘Natuurlijk wil ze dat. Hoe meer zielen hoe meer vreugd. Nu ja, zolang je er plezier aan beleeft, als je maar niet de straat opgaat.’ ‘Jawel! Binnenkort is er een betoging op de Dam, en ik doe mee.’
‘Arty, je weet niet waar je aan begint.’ ‘Niet precies, dat maakt het juist zo leuk. Ik wil mee met die club. Ik voel mee, dus doe ik mee. Valt het tegen, dan ben ik zo weer weg.’ ‘Mooi. Hou vooral vast aan die laatste woorden, maar bedenk dat je eenmaal binnen niet zomaar weer buiten bent.’ ‘Hoe bedoelt u?’
Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?
Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.
Last en Liefde
Auteur: Henriëtte de Smet
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808
Tags
Henriëtte de Smet
Voordat Henriëtte de Smet begon met schrijven, was zij televisiemaker. Maar die carrière heeft opgegeven voor een bestaan als auteur. Inmiddels heeft ze meerdere feelgood romans op haar naam staan, waaronder 'Arty' wat haar tweede historische roman is.