In hoofdstuk 23 is Arty opnieuw bij Verhooft in het buitenhuis, maar dit keer staat een gebeurtenis bij een vrouwenrecht demonstratie tussen hen in. Arty staat met haar gezicht op de voorpagina van de krant.
Juni 1910
Alle ritjes met de auto van Verhooft waren natuurlijk veel comfortabeler, maar toch begint de Gooische Moordenaar ook fijn vertrouwd te voelen. Door het raam zie ik het landschap in honderdduizend tinten groen voorbijtrekken. Dat krijgt alleen de natuur voor elkaar, zelfs Verhooft zou het niet lukken om zijn verf zo te mengen. De tram maakt een verschrikkelijk lawaai, en staat met een schok stil. Mijn Gekooide Vrouw valt met haar gezicht plat op de grond. Goddank is er niets bijzonders gebeurd, geen moord of zo, want meteen zet de tram zich weer in beweging.
Vlug pak ik het doek op en leg het op de zitting van de stoel naast me; het is toch rustig in de tram, en dat op zaterdagmiddag. Heel lief van mevrouw Fournituur dat ze me vanmiddag vrijaf gaf, vooral omdat ik woensdag ook al een vrije dag had gehad. Ze was er gelukkig ook helemaal niet boos over, over die verschrikkelijke foto in de krant. Ach, ik stond er voor de klanten volkomen onherkenbaar op en ze is natuurlijk ook een stuk wereldser dan moeder van wie ik vanochtend een woedende brief had gekregen. Weer geschreven door de dominee natuurlijk. Dat ze zo blij was geweest met mijn nieuwe werk, mijn nieuwe woning, maar dat mijn nieuwe leven een wel heel vreemde wending had genomen. Een wending die zij beslist niet accepteerde. ‘Je bent een vrouw, Aartje, gedraag je daar nou eens naar!
Je maakt me te schande, iedereen hier heeft het erover.’ Het was natuurlijk ook helemaal niet mijn bedoeling geweest om de krant te halen, laat staan als een verzopen kat. Maar het was zo’n buitenkans geweest om Aletta Jacobs te kunnen ontmoeten, misschien zelfs dicht bij haar te mogen zitten. Althans, dat was mijn plan geweest, wat zo verschrikkelijk had uitgepakt.
Wekenlang had ik me verheugd op mijn eerste echt grote bijeenkomst, waar vrouwen uit het hele land bij zouden zijn: de eerste Vrouwenkiesrechtdag. Ik had de dagen afgeteld naar 15 juni. Met grote spandoeken en vlaggen waren we ’s ochtends naar de gracht gelopen en in de boten gestapt. Dat het zonnetje zich niet liet zien, kon de pret niet drukken; het enthousiasme en het gevoel van saamhorigheid waren hartverwarmend.
We voeren al een tijdje in onze boot rond, alle aandacht trekkend van de mensen aan de kant die vaak stil bleven staan omdat je het natuurlijk niet elke dag zag: zo veel vrouwen in boten door de grachten, waarbij de doeken met VROUWENKIESRECHT niet gemist konden worden. Gloeiend hier deel van uit te mogen maken, stond ik te zwaaien alsof ik de uitbundige versie van koningin Wilhelmina was, toen het gebeurde.
Vlak langs ons passeerde een stoomboot en naast de pijp met het doek eromheen zag ik haar zitten: Aletta Jacobs! De afstand tussen haar boot en die van mij was misschien maar een centimeter of dertig, dus zonder na te denken of het wel gepast was wilde ik overstappen. Alleen maar om haar een hand te geven. Maar ik stapte mis en viel in het water. De vrouwen van mijn bootje hielpen me snel weer aan boord en toen iemand me de wal op trok, werd die foto gemaakt. Die kennelijk in alle landelijke kranten heeft gestaan, anders had moeder hem nooit gezien.
Die foto was één ding, maar de tekst erbij was nog erger.
Ik denk niet dat Aletta Jacobs zich de pers over de eerste Vrouwenkiesrechtdag zo had voorgesteld. De Bond voor Vrouwenkiesrecht had zijn kans gezien om zich opnieuw tegen onze Vereniging af te zetten. Onder mijn foto, met druipende haren langs mijn van de kou vertrokken, spierwitte gezicht, stond de tekst die zo uit een pamflet van de Bond had kunnen komen.
GEWELD BIJ V.V.K.
VROUWEN VECHTEN OP VROUWENKIESRECHTDAG
De verhoudingen binnen de Vereniging worden steeds duidelijker nu er opnieuw geweld is gebruikt door haar leden, dit keer onderling. Vechtpartijen op verschillende boten escaleerden zodanig dat de vrouwen elkaar in het water gooiden. De Bond voor Vrouwenkiesrecht heeft gereageerd door te benadrukken dat zij, anders dan de Vereniging, geenszins het gewelddadige karakter van hun Suffragettes-zusters in Engeland en Amerika nastreeft. Is de Vereniging brandpunt van het oudere dogmatische (ultra)feminisme, de Bond is dat van het jongere ethische feminisme, waarbij gematigdheid en geweldloosheid de norm vormen.
Ik loop het tuinpad op en zie dat Verhooft onder de kastanjeboom de tafel al aan het dekken is. Stiekem hoop ik op precies zo’n maaltijd als laatst: de lekkerste Boeuf Stroganoff die ik ooit heb gegeten, sterker, tot vorige week had ik er nog nooit van gehoord. Keer op keer sta ik versteld van de kookkunsten van Verhooft, iets wat ik nooit achter hem had gezocht. Steeds zie ik weer iets nieuws bij hem, maar echt alles wat met creëren te maken heeft, lijkt hij te kunnen.
Met zijn rug naar mij toe, gebogen over de tafel, heeft hij me niet in de gaten. Mijn tas zet ik naast me neer, de Gekooide Vrouw leg ik op de grond en zachtjes ga ik tegen hem aan staan, laat mijn handen over zijn buik naar beneden glijden en zoen hem in zijn nek. ‘Hee jij,’ fluister ik in zijn oor.
Als door een wesp gestoken maakt hij zich los uit mijn armen en keert me zijn rug toe. ‘Hee,’ is alles wat hij zegt. Geschrokken van de doffe blik in zijn ogen loop ik achter hem aan het huis in. ‘Hee, is dat alles?’
De avonden zijn lang en eenzaam, ik kan je niet zeggen hoezeer ik je dan mis. Op die momenten heb ik in de loop der tijd een aantal tekeningen van je gemaakt.
Van de tafel pakt hij een opengeslagen krant op, de verzopen kat met mijn ogen staart me glazig aan. ‘O dat,’ zeg ik. Hij dus ook al. Dat had ik natuurlijk kunnen weten, eigenlijk vreemd dat ik daar geen seconde aan heb gedacht. Dan had ik me er tenminste op voor kunnen bereiden. ‘Het is dat je naam er niet bij staat, anders was het voor mij echt afgelopen geweest.’ ‘Het is niet wat… ‘ ‘Niet wat het lijkt? Gaan gemeenplaatsen nu ook al tot jouw vrijetijdsbesteding behoren? Net als vechten en net als die club hysterische vrouwen.’
‘Leuk je gezien te hebben, aju.’ Ik loop terug de tuin in en ben al op de stoep met mijn tas en schilderij, maar hij haalt me in. Hij hijgt een beetje, ik moet in mezelf lachen: best lollig, zo’n achter mij aan hollende man op leeftijd. ‘Temperamentje, temperamentje toch.’ Hij pakt het schilderij uit mijn hand en houdt het hoog voor zich. ‘Ja hoor, was je zo gekooid dat je je woensdag vrij moest vechten?’ ‘Ik heb helemaal niet gevochten.’ ‘Kom.’ Hij pakt mijn hand, begint te lachen en ik doe met hem mee. We lopen het pad weer op.
‘Veel te laat gestopt,’ zegt Verhooft met volle mond. Hij neemt een slok wijn, zet het glas te hard op tafel om kwastende bewegingen te maken naar de Gekooide Vrouw, die naast hem op de houten bank staat. ‘Veel te veel bewerkt, niet puur!’ Verontwaardigd haalt hij hoog uit. ‘Het mooie van jouw werken is juist dat ze altijd meer leven dan het origineel. Maar goed, niemand kan ook meer leven dan jij natuurlijk,’ zegt hij er grijnzend achteraan.
‘Ik ben dat natuurlijk helemaal niet, hoe kom je erbij.’ ‘In ieder geval heb je hem meteen weer weten te vinden, de hoogste kast.’ De doffe blik die hij had bij mijn aankomst vanmiddag, is er weer. ‘Daarover gesproken, mijn schetsen van jou bewaarde ik bovenop de kast in mijn kamer.’ Hij stopt een stuk kaas in zijn mond. ‘Gewoon beter, niet dat Philippine daar ooit komt, maar voor de zekerheid. Ik wil haar natuurlijk niet compromitteren.’ ‘Natuurlijk niet,’ zeg ik, hoewel ik geen idee heb over welke tekeningen hij het heeft.
‘En toch is dat gebeurd.’ Hij leegt fles nummer twee in onze glazen. ‘Gezellig naar je broer, jongen.’ Met een achteloos gebaar gooit hij de fles richting de kastanjeboom. Hij schudt zijn hoofd: ‘Maar wie had ook kunnen bedenken dat ze ineens binnen zou komen, om halftwaalf ‘s avonds!’ ‘Wie, Philippine?’ ‘Ja, wie anders? De dienstmeid?’ ‘Dienstbode.’ ‘Ook goed. Nee, er was maar één dienstbode die toegang had tot iedere kamer.’ Hij buigt over de tafel dichter naar me toe. ‘De avonden zijn lang en eenzaam, ik kan je niet zeggen hoezeer ik je dan mis. Op die momenten heb ik in de loop der tijd een aantal tekeningen van je gemaakt. Ik had er net een paar naast mijn bed gelegd, toen zij binnenkwam.
Ik weet nog steeds niet waarom ze me nou kwam vereren met een bijna nachtelijk bezoek, want na één blik op de tekeningen ging ze zonder iets te zeggen naar haar eigen slaapkamer. Ze is er sindsdien niet meer op teruggekomen.’ ‘Wanneer was dat?’ ‘Woensdag. Ook toevallig, toen jij bijna verdronken was dus.’ ‘Alsof je het voelde.’ Ik lach mijn ongemak weg. ‘Erg, die tekeningen?’ Hij knikt. ‘Voor mij niet natuurlijk, voor haar wel.’ ‘Zo erg?’ ‘Alles wat ik mooi aan jou vind. En dat is dus ook echt álles.’ ‘Ook mijn gezicht?’ ‘Ja.’ ‘Ze heeft het allemaal gezien?’ ‘Ja.’ ‘Echt heel duidelijk dat ik het was?’ ‘Ja. Ze is natuurlijk niet achterlijk. Alleen verslaafd.’
Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?
Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.
Last en Liefde
Auteur: Henriëtte de Smet
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808
Tags
Henriëtte de Smet
Voordat Henriëtte de Smet begon met schrijven, was zij televisiemaker. Maar die carrière heeft opgegeven voor een bestaan als auteur. Inmiddels heeft ze meerdere feelgood romans op haar naam staan, waaronder 'Arty' wat haar tweede historische roman is.