In hoofdstuk 29 krijgt Arty een dag vrij om haar succes te vieren. Maar dat is niet het enige wat ze krijgt. Er ligt ook een brief voor haar van Verhooft.
Ik lees het stukje een keer of tien, twintig, geen idee hoe vaak. Uiteindelijk kijk ik op naar mevrouw Fournituur en merk dat mijn mond nog steeds openstaat. Gauw sluit ik hem, adem diep in door mijn neus. ‘Nee! Dit, dit is … dit kán toch gewoon niet!’
Mevrouw Fournituur staat te stralen alsof zij zojuist de hele voorraad band, garen, de hele ratsekidee, in één ochtend heeft uitverkocht. ‘Jazeker wel. Je ziet het toch!’ Uit haar tas haalt ze een fles wijn tevoorschijn. ‘Ga je succes maar fijn vieren vanavond, maar niet te veel, hè, morgen is het hier weer vroeg dag.’
Om het lint uit de doos te pakken buig ik voorover en moet me aan de toonbank vastgrijpen om te blijven staan. Het lint rolt langzaam af op de grond. Ik wrijf over mijn voorhoofd; de duizeling trekt gelukkig weg. Het was te veel, die hele fles heb ik gisteravond in mijn eentje soldaat gemaakt. En ik had nog niets gegeten ook. Ergens verwachtte ik Verhooft voor mijn deur te zien staan, wat natuurlijk niet gebeurde. Hij is nog nooit bij mij thuis geweest, en dat is maar beter ook. Het zou ongepast zijn, daarbij zou het onze verhouding alleen maar bevestigen. En dat wil hij niet. Ik ook niet meer, had ik definitief besloten. Het moest gewoonweg maar klaar zijn. Ik kon het nu wel alleen.
Niet lang daarna bedacht ik me dat dit misschien toch iets te vroeg was. Mijn in- de-gloria-roes moest me niet de baas gaan worden; hoe zou ik het zelfstandig kunnen redden? Twee van die geweldige beoordelingen zeggen nog niet veel zolang ik niet kan exposeren. En zolang ik nergens bij ben aangesloten, kan ik dat echt vergeten. Nee, ik heb Verhooft voorlopig nog wel even nodig.
Mijn blik valt op een envelop naast de kassa. Die had ik helemaal nog niet gezien.
Op het papiertje ernaast staat: ‘Voor jou, Arty!’ Dat moet mevrouw Fournituur hier vanochtend hebben neergelegd, die envelop zat zeker bij de eerste ochtendpost.
Mijn hart bonkt in mijn keel, terwijl ik hem openmaak. Toch een brief van moeder? Haar vorige brief was immers ook naar de winkel gestuurd. Dan dringt het pas tot me door dat er ‘Arty’ en niet ‘Aartje’ op de envelop staat. In een ander handschrift dan van dominee Oortsen, lees ik:
Amsterdam, 25 april 1911
Lieve Arty,
Een schrijven van mij daar ik momenteel vanwege grote drukte helaas niet in staat ben om je persoonlijk te feliciteren. Woorden zijn ontoereikend om mijn gevoel van trots uit te drukken.
De expositie in Villa Mauve is tot nu toe een groot succes. Ons werk, ja, ook dat van jou! is niet onbesproken gebleven in vele kranten. Hier en daar is men zelfs lovend over jouw bijdrage. Zoals al gezegd: het vervult me met trots dat ik jouw leermeester word genoemd. Ik realiseer me dat dit wellicht iets te veel eer is; je hebt het toch voornamelijk zelf gedaan. Hopelijk heb ik door mijn lessen hier wel de nodige richting aan kunnen geven.
Graag nodig ik je uit om dit weekend naar Laren te komen, teneinde in de gelegenheid te zijn het samen op gepaste wijze te vieren. Dan zal ik je ook alle krantenberichten laten lezen; je zult er heel blij mee zijn. Tevreden als ik ben jouw talent op de juiste waarde ingeschat te hebben, en je daarom de kans heb gegeven te exposeren, hoop ik je zaterdagavond laat, of ‘s middags al mocht je eerder vrijaf kunnen krijgen, in Laren te zien.
P.V.
Lieve! Hij schrijft zomaar lieve! En hij is trots op mij! Nou ja, op ons samen. Ook op zichzelf, als ‘mijn leermeester’. Vooral op zichzelf eigenlijk, vanwege ‘de nodige richting’ die hij hopelijk aan mijn werk heeft gegeven. En ik heb het ‘voornamelijk’ alleen gedaan. Ik heb geen idee wat hij eraan heeft gedaan, hij heeft me vooral tegengewerkt om mijn ideeën uit te voeren op de manier die ik wilde. Daarbij heeft hij ‘mijn talent op de juiste waarde ingeschat en me de kans gegeven om te exposeren’. Eigenlijk gaat deze hele brief alleen over hem.
Maar wat had ik dan gedacht? En die initialen ook: Pieter Verhooft was zeker te duidelijk, stel dat deze brief iemand anders onder ogen zou komen. Meteen roep ik mezelf tot de orde: niet zo zuur denken. Opnieuw lees ik de brief, nu met andere ogen. Hij zegt dat hij enorm trots op me is. Zodanig zelfs dat woorden ontoereikend zijn. En hij wil me alle lovende berichten, ja, ook over mij, laten zien.
Dat ‘hier en daar’, ach laat zitten. En natuurlijk is het waar dat hij me steeds heeft bijgestaan, me zelfs aan het echte schilderen op doek heeft gebracht. Zonder zijn schildersezel en materialen was ik daar nooit toe gekomen, tenminste niet in zo’n korte tijd. Natúúrlijk had ik nog lang niet geëxposeerd, vast en zeker zelfs nooit: die kans heeft hij me gewoon gegeven. Hij heeft het me allemaal gegund. Bovendien wil hij het samen vieren. Het is duidelijk genoeg dat deze brief van hem is. Ik moet geen spoken gaan zien, maar juist blij zijn dat Aartje eindelijk echt Arty is geworden. Hard op weg is, in ieder geval. En alle recensies, die moet ik natuurlijk lezen!
Ik stop de brief in de zak van mijn schort en staar naar het uitgerolde lint op de grond. In mijn zak glijdt mijn hand tussen mijn benen. Meteen leg ik allebei mijn handen op de toonbank. Niet gek gaan doen, stel je voor dat iemand me ziet! Ik bewaar alles tot zaterdag in Laren.
Het nieuwste boek kopen?
Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. ‘Chapeau Roos!’ is haar nieuwste historische roman nu verkrijgbaar is.
Chapeau Roos!
Auteur: Henriëtte de Smet
Uitgeverij: Uitgeverij Ellessy
EAN: 9789464934663
Tags
Henriëtte de Smet
Voordat Henriëtte de Smet begon met schrijven, was zij televisiemaker. Maar die carrière heeft opgegeven voor een bestaan als auteur. Inmiddels heeft ze meerdere feelgood romans op haar naam staan, waaronder 'Arty' wat haar tweede historische roman is.