Arty, een historische roman – hoofdstuk 12: “Inspiratie bestaat niet”

Iedere zondag lees je bij Zin in Koffie een nieuw hoofdstuk van de historische roman ‘Arty’, van schrijfster Henriëtte de Smet. Deze week hoofdstuk 12.

Arty krijgt haar eerste les van Verhooft en dat gaat niet zoals zij had gehoopt. Verhooft is alles behalve de 'aardige' man die ze zich had voorgesteld. Zij en haar werk moeten het ontgelden.

Omdat Verhooft dat wil, laat ik de volle asbak staan en ruim ik ook de lege flessen niet op die overal tussen de doeken liggen. “Geen plumeau of stofdoek mag hier naar binnen, alles moet precies zo blijven als het is.”

Vanuit de hoek kijkt een naakte dame mij liefjes aan. Volle lippen, buik en heupen. Een smalle taille onder ronde borsten. Geschilderd met de blik van een man, toch is zij vooral een dame. Die pasteltinten helpen daar vast aan mee. Ik bedenk hoe ik Madame gisteravond heb geschilderd. Geen lelieblanke huid, gewoon de kleur van mijn vel: weliswaar wat vaalroze, maar met rode vlekken in de nek en op haar armen. Blauwe plekken op haar benen, zoals ik die ook vaak heb. Geen smalle taille; gewoon een lichaam zoals dat eruitziet zonder korset. Mijn lichaam dus, want een korset heb ik nog nooit aangehad. Kortom: het kennelijke verschil tussen een dame en een vrouw. De tepels van de dame zijn donkerroze, met wittige bultjes eromheen, en hier en daar een donshaartje. Aan weerskanten van haar hals opgezwollen aderen. Haar dichte navel, haar dijen tegen elkaar aan gedrukt alsof ze een geheim verbergen.

Een felle steek onder mijn borst en een opkomende misselijkheid door de muffe sigarengeur doen mij de kamer als een haas verlaten. Op de gang sta ik twee tellen stil. Ik klop op de deur van mevrouws slaapkamer. “Ja Arty, kom maar binnen!” Mevrouw kijkt mij goedgemutst aan. Ik had ook niet anders verwacht na de injectie volgens het voorschrift van dokter Vaals, die ik haar een halfuur geleden heb gegeven. “Kan ik de ontbijtboel meenemen, mevrouw?” “Jazeker, alles op!” zegt ze op de toon van een klein kind dat zijn hele bordje leeg heeft gegeten, hoewel het natuurlijk alleen maar een boterham met kaas was. En een kop thee. 

“Vanmiddag ga ik wandelen in het park, het is al zo lang geleden, enige buitenlucht zal mij goed doen. Ik moet langzamerhand toch weer een beetje proberen… Nou ja, je weet wel. Maar na die wandeling duik ik er meteen weer in. Ik wil niets forceren.” “Natuurlijk niet.” Ik vraag me af of ik er wel zo blij mee ben dat mijn les vanavond kennelijk volgens plan door kan gaan. “Mijn man zegt dat jij heel goed tekent. Wil jij toevallig ook niet naar zijn walhalla, de zo fameuze Rijksacademie van Beeldende Kunsten?” Ze spreekt de woorden spottend uit. De R laat ze hierbij overdreven rollen. “Ach nee, mevrouw.” “Nee? Wil je dan geen lid worden van een kunstenaarsvereniging ook? Kun je wel exposeren,” zegt ze met een knipoog. “Ach nee,” zeg ik nog maar eens. “Heel verstandig, kind. Je kunt beter lid worden van een turnvereniging, dat is een stuk gezonder.”

'Wat een onappetijtelijke onzin. Emotie wil ik zien, maar ook schoonheid. Hier!’ Hij zwaait woest naar haar hals. ‘En daar!’ Zijn vinger daalt af naar haar kruis, verstopt onder het schort.

Verhooft zet Madame op zijn ezel. Met een sigaar tussen zijn duim en wijsvinger loopt hij een stuk naar achteren om het schilderij van een afstand te bekijken. In het licht van de kaarsen is de balzaal van vanochtend omgetoverd tot een knus schildershol. “Wacht.” Hij steekt een petroleumlamp op. “Beetje ouderwets, maar zolang we niet schilderen geen elektrisch licht. Dat verpest de sfeer bij de aanschouwing. Het genot van de aanschouwing!” Hij lacht bulderend en gaat weer naar de plek waar hij stond. Nadenkend trekt hij aan zijn sigaar. De rook in kringetjes uitblazend loopt hij naar links, dan naar rechts, met zijn blik onafgebroken op Madame.

“Het is nog niet af, Verhooft.” Verbaasd kijkt hij opzij: “Verhooft? O ja. Natuurlijk.” Weer die lach, maar zijn blik verandert op slag. Hij kijkt me ernstig aan. “Niet af? Waarom niet?” Met mijn vingers frummel ik in de zakken van mijn jurk naar iets waarvan ik weet dat het er niet is. Een doekje, om mijn handen droog te vegen. Of zoiets. “Ik had gisteravond niet zoveel inspiratie, ik…” “Inspiratie? Heb je daarvoor die doeken, verf, kwasten en ezel gekregen? Voor in-spi-ra-tie?”

Met een grote stap staat hij naast me, vlak voor het doek van Madame. Hij buigt opzij en zegt met zijn mond bijna in mijn haar: “Inspiratie. Weet je wel wat dat is?” Hij kijkt naar het doek. “Inspiratie bestaat niet. Nou ja, het woord bestaat natuurlijk wel. Maar met een heel andere betekenis dan die er tegenwoordig zo graag aan gegeven wordt. ‘Inspiratie’ komt van ‘Inspirare’: inblazen. Zo is inspiratie iets wat je jezelf inblaast. En wat je er nooit meer uitblaast als excuus om te verdoezelen dat je gewoon te lui was. Onthoud je dat? Het woord inspiratie wil ik je nooit meer oneigenlijk horen gebruiken, heb je dat begrepen?”

“Ja, meneer Verhooft.” “Verhooft, was het toch?” “Ja, Verhooft.” “Maar goed, het is dus nog niet af. Dat kan ik wel zien ook, want er ontbreekt nog een en ander. Om te beginnen met het belangrijkste: de emotie. Deze vrouw heeft emotie, dat wil ik zién. Spanning! Het moet spannend zijn. Hier!” Hij wijst tussen haar wenkbrauwen. “Daar!” Zijn vingers glijden over haar hals en sleutelbeenderen. “Wat doen die rode vlekken daar, is ze ziek?” “Misschien is ze zenuwachtig. Of heeft ze een ruwe huid,” opper ik zachtjes. “En die blauwe plekken: ook een ruwe huid of is ze geslagen?” “Ze heeft zich gewoon gestoten, ze is toch een dienster.”

Hij schudt zijn hoofd. “Wat een onappetijtelijke onzin. Emotie wil ik zien, maar ook schoonheid. Hier!” Hij zwaait woest naar haar hals. “En daar!” Zijn vinger daalt af naar haar kruis, verstopt onder het schort. “Dit is natuurlijk een grapje. Maar begrijp je?” “Niet helemaal, als ik eerlijk ben.” “O nee?” “Eh, nee. Dat beeldje van Madame beneden in de zitkamer heeft ook geen emotie. Daarom is ze ook een dienster. Een uitgekookte…” “Zeg, je weet toch wel over wie je het hebt? Een van de belangrijkste vrouwen uit de geschiedenis. Prima dat jij haar neer wilt zetten als een dienster, ik begrijp de recalcitrante visie, vind die uiterst origineel ook, maar ze was natuurlijk wel iets anders.” Hij is even stil. “Beslist veel meer dan dat. Het waren heel andere tijden, weet je, zo vóór de Franse Revolutie. Vrijgevochten tijden waar wij geen idee van hebben. Die moet je eerst bestuderen, je moet kunst altijd binnen de context van het tijdsbeeld beschouwen.”

“Dan had ik haar dus net zo goed niet kunnen schilderen. Laat ook maar, het heeft geen zin. Ik verdoe uw dure tijd.” Ik maak aanstalten om het doek van de ezel te pakken. Er is maar een ding wat ik nu wil: zo snel mogelijk naar boven. Alleen zijn. Met mezelf en met Madame.

Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?

Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.

Last en Liefde omslagfoto

Last en Liefde

Auteur: Henriëtte de Smet 
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808

Dit vind je misschien ook leuk