Arty, een historische roman – hoofdstuk 1: “Je mag hier gewoon hetzelfde eten als wij”

Iedere zondag lees je bij Zin in Koffie een nieuw hoofdstuk van de historische roman ‘Arty’, van schrijfster Henriëtte de Smet. Deze week hoofdstuk 1.

‘Arty’ is een historische roman over een bedeesd meisje uit de provincie die als dienstbode gaat werken voor een welgesteld Amsterdams echtpaar. Terwijl de vrouw des huizes morfine-verslaafd is, wordt Arty de minnares van haar echtgenoot, docent aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. En, als ze betrokken raakt bij de vrouwenbeweging, begin twintigste eeuw, heeft dit vergaande gevolgen voor haar leven.

Amsterdam, januari 1910

Zachtjes doe ik de deur achter me dicht. Stel je voor dat die pot in tweeën breekt. Mevrouw komt me in de gang tegemoet gelopen. “Wat een prachtig toilet, mevrouw. Ik heb dit nog nooit gezien. In Kampen hadden we…” “Wc, het is wc,” onderbreekt mevrouw me. “O. Wat een prachtige wc, mevrouw. De pot lijkt erg op de steentjes boven het fornuis in de keuken.” “Delfts blauw.” Mevrouw glimlacht, maar haar ogen doen niet mee.

“In de bijkeuken hangt de plumeau, wil je die even pakken? Dan kun je de zitkamer afstoffen.” Haar ogen glijden over mijn lichaam. “Ja, het schort heb je mooi geknoopt. Staat je goed, net als de bonnet. Veel beter dan bij de vorige hulp.” Ik loop de trap af naar het souterrain en denk intussen dat moeder mij nu eens zou moeten zien. In dit statige herenhuis van wel vier verdiepingen. Nee, het zijn er zelfs vijf, als je de koude kelderkast meetelt. Met bovenin mijn kamer, waar ik vanochtend mijn spullen heb neergezet.

Op het bed lagen mijn kleren klaar: een donkerblauwe japon, jurk moet ik van mevrouw zeggen, een hagelwit gesteven schort met een net zo witte muts ernaast. In Kampen had ik dat allemaal niet, droeg ik gewoon mijn kloffie, mijn haar in een staart. Zodra ik de kleren aanhad, met mijn haar opgerold tot een knot en die bonnet op mijn hoofd, voelde ik me al iets beter in dit huis waarvan ik nu al weet dat het nooit mijn thuis zal worden. Veel te stijf, alles.

En ik betaal je iedere week uit in plaats van per kwartaal. Je mag hier in tegenstelling tot elders gewoon hetzelfde eten als wij. Als je het hiermee eens kunt zijn, ben je aangenomen. Overmorgen kun je beginnen.

Ik kom met de plumeau de gang weer in. Mevrouw staat mij in de deuropening van de zitkamer op te wachten. “Het is te donker, zo kun je het stof niet goed zien.” Ze draait de knop op de muur naast de deur om en op datzelfde moment gaat de luchter in het midden van de kamer branden. 

“Wat?” Meteen schaam ik me rot en sla ik mijn hand voor mijn mond, die open blijkt te staan. Ik pers mijn lippen op elkaar en kijk naar de brandende lamp. “Elektriciteit. Wees maar blij dat we dat sinds vorige week hebben, dan hoef je niet op de stoel te gaan staan om de lamp aan te steken. Veel beter dan gas.”

“Maar…maar is dat niet gevaarlijk?” “Natuurlijk niet. Ik moest er ook aan wennen, meneer stond er op. Hij is erg voor alles wat nieuw is, weet je. Er is speciaal stroomvoorziening in de achtertuin aangelegd. In dezen heeft hij wel gelijk: het is een stuk comfortabeler. En veel veiliger, je hoeft niet van de stoel af te vallen, zoals de vorige hulp meermalen overkwam. Maar ach, dat was dan ook geen licht.”

Ik vind het niet fijn dat ze het steeds over de vorige hulp heeft. Die leek me aardig. Wel wat jaloersig. En hulp, dat woord alleen al. Dienstmeisje kan, maar dienstbode klinkt al veel beter. Ik ben hier de dienstbode, want zo noemde mevrouw dat eergisteren, toen ze me bij ons tweede gesprek aannam. Na het eerste gesprek, vorige week in de wachtkamer, wilde ze eerst mijn referenties, zoals ze dat noemde, nagaan. Lang zal ze daar niet mee bezig zijn geweest, want ik had er maar een, en die woont in Kampen. En daar hebben ze nog niet zo’n telefoneerapparaat, zoals hier in de gang hangt. Maar links- of rechtsom was het kennelijk toch goed.

“Ik ga erg op mijn intuïtie af, ik ben zeer spiritueel,” was het enige wat mevrouw erover zei bij ons tweede gesprek, dit keer in de zitkamer. “Aan godspenningen doe ik niet, je ontvangt één gulden vijftig per week, inclusief kost en inwoning. Dit is zeer goed betaald als je het vergelijkt met andere betrekkingen hier in de buurt. Maar ik houd me niet bezig met omslachtig gedoe als godspenningen, net zomin als met kersttoeslagen. En ik betaal je iedere week uit in plaats van per kwartaal. Je mag hier in tegenstelling tot elders gewoon hetzelfde eten als wij. Als je het hiermee eens kunt zijn, ben je aangenomen. Overmorgen kun je beginnen.”

Blijer dan ik wist dat ik kon zijn, was ik op de trein terug naar Kampen gestapt. In de gloria om moeder het grote nieuws te kunnen vertellen.

Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?

Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.

Last en Liefde omslagfoto

Last en Liefde

Auteur: Henriëtte de Smet 
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808

Dit vind je misschien ook leuk