Arty, een historische roman – hoofdstuk 15: “Ik wil gillen van de pijn, maar doe het niet”

Iedere zondag lees je bij Zin in Koffie een nieuw hoofdstuk van de historische roman ‘Arty’, van schrijfster Henriëtte de Smet. Deze week hoofdstuk 15.

Arty gaat naar de rookkamer van Verhooft om zijn interpretatie van haar schilderij te bekijken. Dan gebeuren er dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.

Met een klap slaat de voordeur dicht. Ik schuif de vitrage voor het raam op de overloop een stukje opzij. Verhooft kijkt gelukkig niet omhoog, ik gniffel in mezelf: waarom zou hij ook? Gauw ga ik de rookkamer in en draai het elektrische licht aan. Na die kus was ik hier weggevlucht, Verhooft zal vast niet geweten hebben wat hij daarvan moest denken. Met mijn handen tegen mijn oren was ik de trap naar mijn kamer op gehold, alsof dat wat hielp. De hele nacht had ik alleen maar liggen draaien; zodra ik in mijn ogen sloot zag ik Verhoofts gezicht weer voor me – voelde ik zijn mond op de mijne.

Het bezoek aan moeder had me goed gedaan: zij had zonder dat ze het wist de dingen voor mij weer op orde gebracht door haar instemming met de lessen van Verhooft. Zolang ik het maar als een liefhebberij bleef zien. En wat maakt mij het uit hoe ik teken of schilder, als liefhebberij of niet, zolang ik het maar doe! Haar schobbejakken had ik letterlijk voor me gezien, zelfs zo dat ik ze zeker ga schilderen, maar Verhooft zat daar niet tussen. Natuurlijk moet het wel bij die ene kus blijven.

Maar nu wil ik door met Madame. Terwijl ik haar van de ezel pak, gaan mijn ogen weer naar de dame in de hoek. Ik zet Madame terug en loop naar de dame, de passpiegel neem ik van achter de tafel mee. De spiegel zet ik naast de dame. Ik kijk naar haar dichte navel, de draaiing van haar heupen, haar tegen elkaar gedrukte benen. De loop van haar spieren. Met één hand trek ik mijn jurk en onderhemd omhoog, met de andere maak ik de strikjes los aan weerskanten van mijn onderbroek en schuif die een beetje omlaag. In de spiegel vergelijk ik mijn navel met die van haar. Nu wil ik ook zien of mijn benen en spieren in dezelfde stand heel anders zijn dan die van haar, net zoals – of misschien vooral – mijn borsten en tepels. Mijn onderbroek is tot op mijn enkels gezakt. Dit wordt niks zo. Mijn schoenen trap ik uit, mijn kleren belanden ernaast. Ik doe de houding van de dame tegenover mij na, geen moment haal ik mijn ogen van mijn spieren af, niets wil ik missen van wat daar beweegt en welke spanning dit oplevert.

“Hm, lang niet gek,” hoor ik achter me. In de spiegel zie ik Verhooft op me afkomen. Het enige bedekte aan mij is mijn mond, omdat ik mijn hand daar tegenaan heb geslagen. Hij staat achter me. Met gestrekte wijsvinger wijst hij over mijn schouder naar mijn navel. “Net zo keurig als die van haar.” Ik zie zijn hand voor mijn borsten langs omhoog, naar mijn knot gaan. “Waarom niet zo? We hebben bijna dezelfde kleur, zie je dat.” Zijn donkerblonde haren krullen over mijn lokken die nu steil over mijn schouders vallen. “En zo.” De toppen van zijn wijsvingers strelen mijn tepels. “Of…” 

Hij draait me aan mijn schouders om en kust me zonder omwegen op mijn mond. Nat, warm en zacht glijdt zijn tong om de mijne. Ik proef de geur die ik ruik als hij thuiskomt van de academie. Voel zijn handen over mijn rug, mijn borsten, terug naar mijn rug, naar mijn billen. Tussen mijn benen. Ik voel alleen nog maar, ik wil alleen nog maar dat hij vooral doorgaat. Met een ruk trekt hij me met zich mee op de grond. We liggen naast een lege fles, zie ik als ik mijn hoofd naar rechts gooi. Zijn vinger glijdt in me.

Ik wil gillen van de pijn, maar doe het niet. Stilletjes laat ik hem begaan. Hij kreunt drie keer en blijft bovenop me liggen. Langs de binnenkant van mijn dijen voel ik iets vloeien, ik hoop maar dat het geen bloed is.

“Mijn roompotje,” fluistert hij hees in mijn oor. Wat? Met een schok ben ik terug op aarde. “Mijn temperamentje, ik wist het.” Hij trekt zijn vinger weg, iets harders en veel dikkers ramt naar binnen. Splijt me in tweeën. Ik wil gillen van de pijn, maar doe het niet. Stilletjes laat ik hem begaan. Hij kreunt drie keer en blijft zwaar bovenop me liggen. Langs de binnenkant van mijn dijen voel ik iets vloeien, ik hoop maar dat het geen bloed is. Hij geeft een kus op mijn neus en stapt van me af. De gulp van zijn broek ritst hij dicht. “Stom, we hebben niets gebruikt,” hoor ik hem zeggen terwijl hij bukt om iets van de grond op te rapen. Met beide handen houdt hij mijn lange, witte onderbroek omhoog. “Ha! Draag je ze dicht? Waarom niet open? Dat is veel gemakkelijker, dat gepruts om zo’n geval naar beneden te krijgen is een ware lustdoder.” Ik ga hem niet aan zijn neus hangen dat ik nooit open onderbroeken draag. Die zijn er alleen maar om heel snel naar de wc te kunnen, dan kun je net zo goed geen onderbroek dragen. 

Hier, trek maar gauw aan, voordat je kou vat.” Ik gris het ding uit zijn handen. Met mijn rug naar Verhoofts grijns gooi ik mijn jurk over mijn hoofd. Die dame droeg vast nooit een onderbroek. In ieder geval niet zo een. 

Het Rijksmuseum ben ik onderdoor, ik ga rechtsaf de Stadhouderskade op. Nummer 86, daar moet ik zijn volgens het briefje dat ik vanochtend voor mijn kamerdeur vond.

Beste Arty,

Wij moeten even praten, in een neutrale omgeving. Mijn vrouw schreef ik dat ik jou heb uitgenodigd om vanavond een vrijblijvende inloopavond op de academie bij te wonen. Ik heb het briefje onder haar deur geschoven; mocht het daar vanochtend nog liggen, wil jij haar dit dan geven, bij het ontbijt.

Als je vanavond om halfzes bij de academie bent, lopen we samen naar het Amstel hotel. Daar reserveer ik een tafel voor zes uur.

Graag tot straks, Pieter Verhooft

P.S. Ik heb vanochtend vroeg een ontbijtbespreking buiten de deur
P.P.S. Adres academie z.o.z.

Mijn vrouw was het eerste dat ik zag staan. Geen mevrouw dus meer, zoals hij bij Madame de Pompadour nog had gemompeld, toen hij erachteraan zei dat het wittebrood allang beschimmeld was.

Wat er gisteravond met me aan de hand was, Joost mag het weten. Ik voel de spieren daar beneden samentrekken, wat weer een lichte pijnscheut geeft. Een gek gevoel, deze pijn samen met het kietelende leger in mijn buik. Het idee dat hij zo meteen weer in levende lijve voor me staat, doet me rillen. Ik schud mijn hoofd heen en weer om alles weg te jagen. Zijn gezicht zo vlak boven het mijne. Zijn adem in mijn neus. Dat rare gevoel van niets anders willen, ik wist niet eens dat het bestond. Ik had altijd gedacht daarna een echte vrouw te zijn. Een echte vrouw, die nu eindelijk volwassen is. Maar ik voel me een gans. Nee, een kuiken. Ja, het domme kuiken van de stomste gans.

Een voorbijlopende dame kijkt mij met opgetrokken wenkbrauwen vanonder haar hoed aan. Ik grijp naar mijn haar; ik heb geen hoed op, zou dat moeten bij het Amstel hotel? Maar ik heb geeneens een hoed. Mijn zondagse jurk moet goed genoeg zijn. En mijn knot natuurlijk, die vanavond heel blijft. Dat weet ik zeker, anders wordt het kuiken echt nooit een zwaan.

Wil je meer verhalen van Henriëtte lezen?

Henriëtte de Smet heeft meerdere romans geschreven die overal in de winkel te koop zijn. Van historische romans zoals ‘Arty’, tot spannende romans als ’10 Denier’ over de fascinatie van een eenendertigjarige vrouw voor haar minnaar.

Last en Liefde omslagfoto

Last en Liefde

Auteur: Henriëtte de Smet 
Uitgeverij: Omniboek
EAN: 9789401909808

Dit vind je misschien ook leuk
Zelf kerstkaarten maken met brushpennen
Lees verder

Zelf kerstkaarten maken met brushpennen

Zelf kerstkaarten maken is het leukste wat je voor een ander kunt doen deze feestdagen. Een mooie kersttekening, een persoonlijke boodschap. Zo doe je dat.