Pindasaus, waarom zijn wij Nederlanders er toch zo dol op?

Wij Nederlanders zijn dol op pindasaus. Maar waar komt die liefde toch vandaan? En wat is het verschil tussen pindasaus en satésaus?

Op de buurtbarbecue ontkom je er niet aan: die emmer pindasaus die eigenlijk nog met water aangelengd moet worden, maar waar niemand de moeite voor heeft genomen. Vergezeld met een flinke portie wit stokbrood, knauw je het maar weg voor de barbecue uiteindelijk begint. Een stevige bodem is gelegd.

En niet alleen tijdens de barbecue kom je pindasaus tegen; Nederland is er dol op. Van een patatje oorlog met een satékroket bij de snackbar, tot de grote witte schuimen beker, tot de nok toe gevuld bij de Chinees. Ook in de supermarkt is het saté galore. Borrelnootjes, bapao en salades voor op brood, er is altijd wel iets geïnspireerd op saté en pindasaus te vinden. Hoe komt het toch dat Nederlanders hier zo dol op zijn?

Chinees-Indische restaurants

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen Indonesiërs en Indische Nederlanders naar Nederland. Door hen maakte heel Nederland kennis met saté en gado gado. Chinese restaurants speelden in op de vraag en namen Indische koks in dienst, van wie ze babi pangang en nasi leerden maken. Niet alle ingrediënten waren goed verkrijgbaar en experimenteren met nieuwe keukens was toen nog heel spannend. De chefs pasten de gerechten aan naar de lokale smaak, zo ook de geliefde pindasaus. Langzaam en zeker werd dit een echte favoriet.

Is het dan pindasaus of satésaus?

In Nederland zijn pindasaus en saté met elkaar verbonden. Daarom zijn we pindasaus voor het gemak satésaus gaan noemen, terwijl de saus zijn oorsprong vindt in Indonesië. Daar is satésaus simpelweg een saus voor over de saté, wat letterlijk elke soort saus zou kunnen zijn. Saté kambing wordt bijvoorbeeld overgoten met een sambal kecap, zonder pinda’s. Een saus op basis van pinda’s heet daarom toch écht pindasaus!

Internationale liefde voor pindasaus

Niet alleen in Nederland en Indonesië wordt pindasaus gegeten; ook in Suriname, Maleisië, Thailand en Vietnam zijn ze er dol op. Ieder land en iedere streek gebruikt z’n eigen smaakmakers om weer een nieuwe variant te maken.

De mildste variant wordt in Nederland gegeten. In plaats van water voegen wij graag melk toe aan de pinda’s, om ze lekker romig te maken. Verder worden vaak gember, ketjap en sambal oelek toegevoegd. Echt de basics! Maar in de Aziatische varianten zitten veel lokale verschillen. De Maleisische variant wordt kuah kacang genoemd. Er wordt geen room aan toegevoegd, dus deze ligt wat lichter op de maag. Ook is deze variant lekker fris, door het toevoegen van laos en citroengras.

Ook de Thaise pindasaus is lekker romig, dit komt door de toevoeging van kokosmelk. Maar deze is ook iets kruidiger en pittiger dan andere landen; soms wordt er een eetlepel currypasta aan toegevoegd. Om het wat zuurder te maken wordt limoen gebruikt en vissaus wordt toegevoegd voor een extra kick. Pindasaus uit Indonesië heet sambal kacang. De Indonesische variant heeft over het algemeen een dikkere consistentie dan zijn broers en zussen en een rijke, kruidige smaak. Door de tamarinde is deze lichtzuur, terwijl trassi deze pindasaus een diepe umamismaak geeft.

Waar haal ik het?

Als je dan toch kiest voor pindasaus uit de supermarkt of toko, gebruik dan de grote zakken met gemalen pinda’s in plaats van de potten. Waarschijnlijk staat hier iets van pindasambal op! Maar zelf de pindasaus maken blijft het beste.

Met zoveel soorten ingrediënten en smaken kun je zelf spelen met wat je lekker vindt. Hou je van romig, fris of juist kruidig? Een tip: voor mij is de tamarinde écht onmisbaar.

Dit vind je misschien ook leuk
Perfecte gehaktbal maken
Lees verder

Zo maak je de perfecte gehaktbal

Hoe maak je altijd weer dé perfecte gehaktbal. Een die lekker sappig is, niet uit elkaar valt én die altijd perfect op smaak is? Wij hebben het geheim!